Publiekslezing op zaterdag 6 juli.
Locatie: Aviodrome, Lelystad Airport, Aanvang 10:30 uur (zaal open vanaf 10:00 uur).
Toegang tot de zaal is uitsluitend mogelijk na aanmelding via de website www.nationaalruimtevaartmuseum.nl en na betaling van de kosten van deelname.
Zie onder Contact (rechtsboven in het menu) of klik op de knop "Naar inschrijving Lezing" (hieronder) voor het aanmeldingsformulier.
Een nieuwe kijk op het heelal met MIRI - het mid-infrarood instrument van de James Webb Space Telescope.
Door: Prof. Dr. Jan Willem Pel (RUG)
Na jarenlange vertraging was het zo ver: op 26 december 2021 werd de James Webb Space Telescope met succes gelanceerd. De extreme complexiteit van de telescoop en de instrumenten was een geweldige uitdaging, maar JWST levert nu al twee jaar spectaculaire resultaten.
JWST werd speciaal ontworpen voor metingen in het infrarood. Terwijl de camera NIRCAM en spectrograaf NIRSPEC zich richten op het nabije infrarood (golflengten 1-5 micron) wordt het "mid-infrarood", met golflengten van 5 tot 25 micron, waargenomen met het Mid Infrared Instrument MIRI.
Alle instrumenten profiteren enorm van de grote gevoeligheid en de uitstekende beeldkwaliteit van de 6.5-meter JWST spiegel. Door de kosmische roodverschuiving schuift het licht van verre sterrenstelsels steeds verder in het infrarood naarmate ze verder weg staan. Vooral met MIRI kunnen we daarom dieper de ruimte in kijken dan ooit tevoren. Een ander voordeel van het meer langgolvige infrarood is dat men daarmee beter in het binnenste van dichte gas- en stofwolken kan doordringen om daar het ontstaan van nieuwe sterren en planetenstelsels te bestuderen.
MIRI is in feite meer instrumenten ineen: naast een camera en een lage resolutie spectrograaf is er een zg. integral field spectrograaf met hogere spectrale resolutie. Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld bij de bouw van dit zeer complexe instrument. Professor Pel was hierbij nauw betrokken.
Tarantula_Nevel met gebruik van MIRI
Presentator: Prof. dr. Jan Willem Pel is hoogleraar aan de Faculteit “Science en Engineering” en het Kapteyn instituut, afdeling Astronomie van de Rijks Universiteit van Groningen.